Geboorte en Geboorteproblemen

Het kweken en fokken is zeker het minst aangename van konijnen houden. Wie konijnen houdt als huisdier of gezelschap dier zal hier geen problemen mee hebben.
In dit schijven zal ik het hebben over enkele belangrijke zaken in de periode rond de geboorte en kort daarna.

Voor de geboorte.

De draagtijd bedraagt bij konijnen 30 tot 32 dagen. Het bouwen van een nest verloopt in verschillende fasen. Wanneer de voedster op stro zit zal ze, na een drietal weken, beginnen met stro rond te lopen en zal ze dit stro verzamelen in de donkerste hoek van het hok. De echte nestbouw zal pas één tot twee dagen voor het werpen beginnen. Om het nestbouwen gunstig en ongestoord te laten verlopen is het aan te raden om het hok goed schoon te maken als de voedster een drietal weken drachtig is. In de laatste week geven we extra stro, zodat alles goed kan uitgebouwd worden. Dit is, vooral in de wintermaanden, van groot belang. Normaal gezien moet het werpen in vrij koud weer lukken voor grote en midden rassen. Dwergrassen daarentegen hebben het moeilijker omdat de nesten kleiner zijn. Hier kunnen de jongen zich niet aan elkaar opwarmen. Een droge bodem is dan zeer belangrijk.
De voedster, van natuur uit, zal een soort pijpgang maken. De jongen liggen dan meestal op het einde van deze pijp in een kuiltje.
Werken we met nestkastjes, wat aan te bevelen is voor dwergenfokkers, dan kan men deze ook verwarmen langs de onderkant, door met een dubbele bodem te werken, vb. door een elektrisch kussen er tussen te schuiven. De nestkast een week voor het werpen in het hok plaatsen. Meestal zal de voedster onmiddellijk beginnen met het hok vol te steken met stro en er ook een pijp in aanleggen.
Als men een gedeelte draadbodem heeft mag men het nestkastje niet te vroeg in het hok plaatsen anders zal de voedster dit gebruiken als zitruimte en ook om haar uitwerpselen in te deponeren. Het nestkastje een drietal dagen op voorhand in het hok plaatsen is ruim voldoende. Vergeet vooral niet om gaatjes te maken in het nestkastje, want de voedster zal alles afsluiten aan de voorkant. Stro is een goed materiaal en men zal dit regelmatig moeten aanvullen, omdat de voedster hier veel van opeet.
Houtkrullen zijn ook nuttig in het nesthok. Ze zijn droog en geven ook nog warmte. Ze moeten wel stofvrij zijn. De witte houtkrullen, die we hier kennen, zijn goed.

De geboorte

Sommige voedsters beginnen reeds wat wol te plukken een paar dagen voor het werpen.
De meeste doen dit een 24 uur voor het werpen, om het nest goed uit te bouwen De wol wordt bijna altijd van de buik geplukt en in het kuiltje gebracht.
Het werpen heeft in het nest plaats, waarbij de voedster een zithouding aanneemt. Tijdens de geboorte begeeft de voedster zich met de muil naar de vagina toe en onmiddellijk begint ze de vliezen en de nageboorte weer op te nemen.
Op deze manier beperkt ze de lichaamsverliezen, die met de geboorte gepaard gaan en likt ze terzelfder tijd de naakte jongen droog.
De meeste jongen worden in het vruchtvlies geboren, maar de moeder bijt dit vlies kapot en zo overleven de jongen.
Direct na de geboorte beginnen de jongen te zuigen. De eerste melk noemt men de biestmelk. Deze melk bevat alle noodzakelijke voedingsstoffen.
Het geboorteproces duurt normaal gezien een tiental minuten als er zich geen problemen voordoen. Na het laatste jong droog gelikt te hebben zal de voedster het nest dicht stoppen en zich verwijderen. Maar meestal door de beweging van de jongen zal het nest goed afgesloten worden deze kruipen steeds dieper.

Geboorteproblemen.

Geen nest bouwen of de jongen het hok rondstrooien is geen normaal gedrag.
Dit is meestal te wijten aan stressfactoren, waardoor de moederlijke eigenschappen onderdrukt worden. Dit kan verschillende oorzaken hebben: ratten, muizen, honden, of katten in de stal. Ook oorschurft kan een oorzaak zijn, maar dit komt normaal gezien bij onze tentoonstellingdieren niet voor.
Hevige geluiden of sterke geuren kunnen angst veroorzaken zodat de voedster de jongen zal laten liggen. De voedster kan ook ziek zijn (koorts). Het is raadzaam om voor de geboorte de voedster een stukje appel te geven. Het gebit zal dan ook niet meer zo scherp zijn.
Als we er op tijd bij zijn kunnen we alsnog proberen jongen te redden. Onderkoelde jongen kunnen we nog altijd op de verwarming leggen, gewikkeld in een doek. Vervolgens wat wol plukken van de voedster. Op dat ogenblik zit het haar van de voedster los, vooral op de buik en zo kunnen we een nestje bouwen en de jongen, die nog leven, erin leggen. We kunnen duimen dat dit lukt, maar we kunnen ook de jongen verleggen als er een pleegmoeder in de buurt is.
Veronderstel nu dat de voedster na 32 dagen nog niet geworpen heeft. In dat geval kan men helpen door 0,1 ocytocine in te spuiten, of eerst proberen met de voedster terug bij de ram te zetten, zo zal alles vlugger op gang komen. De voedster zal normaal gezien enkele uren later bevallen. Als dit allemaal niet lukt kan men het vergeten, dan zijn de jongen meestal dood.
Deze problemen komen regelmatig bij fokkers voor en het meest bij dwergenfokkers, omdat men hier altijd grote en dikke koppen wenst, wat voor kleine voedsters niet gemakkelijk is.
Ocytocine kan men altijd gebruiken om de geboorte in te leiden.
Men mag deze behandeling gerust toepassen wanneer de voedster wol aan het plukken is.
Een controle van de geboorte is wel gewenst want heel wat voedsters blijken verrast en alle jongen zouden wel niet samen kunnen liggen.

Na de geboorte

Tijdens het geboorteproces heeft de voedster heel wat vocht verloren en begint de melkproductie op gang te komen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de dieren dorst hebben na de bevalling. Zorg er steeds voor dat er voldoende zuiver en fris water aanwezig is. Controle van het nest is aan te raden, altijd de nodige voorzorgen nemen. Konijnen die op een stro bodem zitten weten direct aan de geur of er vreemden aanwezig zijn.
Eerst de voedster afleiden, door wat vers groen te geven, of ze uit het hok nemen kan ongelukken vermijden. Hier moet je zelf ook uit maken of het echt nodig is, ook en beetje uw eigen ervaring gebruiken.
Konijnen die op draadbodem of latten zitten hebben minder territoriumbesef en laten gemakkelijker nestcontrole toe. Als men nestkastjes gebruikt kan men die eruit halen of een tijdje afsluiten. Altijd de dode jongen weghalen, dit geeft te veel afkoeling voor de anderen.
Grote nesten hebben geen zin. Als er 9 à 10 jongen zijn haal de kleinste er dan uit weg, zodat de anderen drinken genoeg hebben. De overlevingskans is dan veel groter. Wanneer u ze allemaal bij de voedster laat zal het gewicht zich opspitsen en zal u na verloop van tijd problemen krijgen om aan het ideaal gewicht te komen.
Verleggen van jongen kan gemakkelijk bij konijnen. Een pleegmoeder inschakelen is meestal geen probleem: het nest een tijdje afschermen, als u de jongen verlegt, na een uurtje hebben ze allemaal dezelfde nestgeur aangenomen en het gedrag van de voedster is aangepast.
Doch men moet zijn dieren kennen en afhankelijk van hun gevoeligheid op dat vlak, meer of minder voorzorgen nemen.

W de Witte
A keurmeester konijnen
5.3 2003