Darmstoornissen

Bacteriele oorsprong:
Colli-diarree bij pasgeboren en nog niet gespeende konijnen
...colli-diarree bij gespeende konijnen...
enterotoxemie...Ziekte van Tyzzer


Parasitaire oorsprong :
Coccidiose

Oogpunt van de leek

Diarree bij konijnen kan vele oorzaken hebben, van onschuldig tot levensbedreigend. Diarree bij heel jonge konijnen heeft vaker een dodelijke afloop dan bij oudere konijnen die al wat meer weerstand hebben opgebouwd.
Diarree wordt dikwijls veroorzaakt door de voeding. Het konijn heeft bijvoorbeeld nogal wat sla te eten gekregen of de buitenste bladeren van bloemkool en heeft daardoor een weinig gebonden ontlasting. In dit geval ligt de oplossing voor de hand. Stoppen met het geven van groenvoer, volop hooi en schoon drinkwater ter beschikking stellen en na een dag of wat is alles weer normaal. Het konijn zal in bovenstaand geval ook niet echt ziek lijken.
Is uw konijn gewoon groenvoer te krijgen, dan mag je gerust planten te eten geven, die diarree tegen gaan. Frambozenstruiken en aardbeibladeren, ook eikenblad en brem helpen goed. Ook wil Stopthee van Dokter Ernst wel eens helpen.

In sommige gevallen is coccidiose de oorzaak van diarree. De dierenarts kan heel gemakkelijk nagaan of je konijn coccidiose heeft door een meststaal te onderzoeken onder de microscoop. Een behandeling met sulfamide zal dan volgen en mits tijdig gestart ook genezing brengen.

Heel veel fokkers worden de laatste jaren geconfronteerd met een nieuwe ziekte bij hun konijnen, die men dikke buikenzekte is gaan noemen. Veel onderzoek wordt hierop gedaan, maar een echte remedie is helaas nog niet gevonden. Vaak wordt de ziekte toegeschreven aan clostridiumbesmetting. Symptomen zijn een zeer erg opgezwollen buik, waterige, groenachtige en stinkende diarree. Het konijn heeft veel pijn en de afloop is bijna altijd fataal.

De konijnenliefhebber doet er goed aan om steeds in geval van diarree de dierenarts te raadplegen.

De dierenarts over diarree

SPIJSVERTERINGSSTOORNISSEN VAN BACTERIELE OORSPRONG
Coli-diarree bij pasgeboren en niet gespeende konijnenjongen

Symptomen :
deze ziekte wordt vastgesteld bij konijntjes van 1 tot 14 dagen oud. Ze vertonen een waterige diarree die de buik en de achterhand geel kleurt. Meestal is het hele nest tegelijkertijd aangetast en sterft volledig uit. De ziekte komt vaak voor onder vorm van uitbraken, waarbij meerdere nesten aangetast zijn.
Nesten van voedsters bij wie één van de vorige nesten aangetast was blijven meestal gezond.

Letsels :
bij de autopsie valt de overvolle maag met onverteerde melk eerst op. De darminhoud is waterig en dun. Zeer jonge konijntjes zijn volledig nat, iets oudere hebben alleen een bevuilde gele achterhand. Bij pasgeboren konijntjes verloopt de infektie septicemisch en kunnen er ook abcessen in de lever voorkomen.

Diagnose :
isolatie van grote aantallen E. coli uit de darminhoud van konijntjes van minder dan 2 weken oud is eigenlijk voldoende, vermits deze kiem niet voorkomt op die leeftijd. Door middel van histologisch onderzoek kan de vasthechting van de coccobacillen aangetoond worden. Zowel voor bacteriologisch als histologisch onderzoek is een pas gestorven of geëuthanasieerd diertje noodzakelijk.

Differentiaal diagnose :
andere oorzaken van sterfte bij pasgeboren konijntjes zijn verwaarlozing, agalactie van de voedster, staphylococcose, hypothermie, nestwateren door de voedster.

Behandeling :
alle jongen van elk aangetast nest moeten individueel behandeld worden tot enkele dagen na het verdwijnen van de symptomen met antibiotica die individueel in gepaste concentraties kunnen toegediend worden.

Coli-diarree bij gespeende konijnen

Oorzaak :
meerdere E. coli serotypes, met verschillende virulentie.

Symptomen :
coli-enteritis is de oorzaak van matige tot grote verliezen bij gespeende konijnen. De dieren vertonen een sterke daling van de eetlust en een waterige diarree. Een enkel dier sterft zeer acuut, dikwijls ten gevolge van darminvaginatie. De meeste aangetaste dieren sterven na meerdere dagen, meestal volledig uitgemergeld.
Sommige konijnen genezen maar blijven weinig tot zeer sterk achter in groei op hun leeftijdsgenoten.

Letsels :
de letsels zijn beperkt tot blindedarm en dikdarm. De inhoud ervan is waterig, stinkend en lichtbruin tot hemorrhagisch gekleurd. De wand van het caecum kan licht tot erg ontstoken zijn. Typisch zijn streepbloedingen op de caecumwand. Bij acuut gestorven dieren kunnen darminvaginatie of rectumprolaps waargenomen worden.

Diagnose :
aantonen van vasthechtende E. coli d.m.v. histologisch onderzoek. Alhoewel bij gezonde volwassen konijnen geen of weinig coli's in de caecuminhoud voorkomen, vormt isolatie van grote aantallen E. coli hier geen bewijs. Bij alle vormen van darmontsteking zal immers secundaire vermenigvuldiging van banale E. coli optreden.

Differentiaal diagnose :
enterotoxemie, coccidiose, ziekte van Tyzzer.

Behandeling : bij de minder virulente stammen, zullen hygiënische maatregelen volstaan om de sterfte in te dijken. Bij uitbraken is behandeling met antibiotica aangewezen (tetracycline, neomycine, altabactine).

ENTEROTOXEMIE

Oorzaak :
het toxine gevormd door Clostridium spiroforme.

Pathogenese :
er bestaat een spontane vorm en een vorm die veroorzaakt wordt door toediening van voor konijnen toxische antibiotica.

Symptomen :
de spontane vorm verloopt bijna altijd zeer acuut. Dieren van gelijk welke leeftijd (vanaf 3 weken) kunnen aangetast zijn, maar meestal betreft het de leeftijdsgroep 3 à 6 weken (dus rond de periode van het spenen). Meestal sterven meerdere diertjes per nest. De vorm die voorkomt na antibiotica-toediening verloopt zeer acuut (bvb. lincomycine) tot chronisch (bvb. breedspectrum penicilline). De eetlust daalt onmiddellijk na de toediening van het geneesmiddel. Sterfte treedt op na 2 dagen tot 3 weken.

Letsels :
het meest opvallende letsel is de hemorrhagische ontsteking van het caecum. Er is dikwijls slechts heel weinig waterige, bloederig gekleurde caecuminhoud. In het colon kan een slijmprop aanwezig zijn. Daar de diertjes zeer acuut gestorven zijn is de voedingstoestand goed en is de dunne mest op de achterhand nog niet opgedroogd .

Diagnose :
Aantonen van het toxine is een moeilijke en dure methode. Door kleuring kunnen de gekrulde clostridia aangetoond worden, dit is een goede aanwijzing.

Behandeling :
daar de spontane vorm zeer acuut verloopt is een behandeling van het zieke dier meestal te laat. Bij uitbraken kunnen breedspectrum antibiotica toegediend worden (bvb. tetracycline, furaltadone). Uitroeiing van de ziekte is hiermee evenwel niet mogelijk.

ZIEKTE VAN TYZZER

Oorzaak :
Bacillus piliformis

Symptomen
Acuut verloop : depressie, waterige diarree, hoge mortaliteit bij konijntjes meestal rond speenleeftijd.
Chronisch verloop : chronische vermagering.

Letsels :
Acuut verloop dehydratatie, oedeem van de darmwand vooral ter hoogte van het caecum, necrose van de mucosa van caecum en proximaal colon necrosehaardjes in de lever (tot 2 mm diameter), komen bij een groot aantal dieren voor. Bij sommige dieren myocardletsels.
Chronisch verloop : vaak stenose van het terminaal ileurn ten gevolge van uitgebreide ontsteking en fibrose van de darmwand.

Diagnose (moeilijk !) :
aantonen van de intracellulaire bacillen ofwel door histologisch onderzoek(leverhaardjes) darmwand) ofwel in darmwandafkrabsel (ileum). In beide gevallen zijn pas gestorven of afgemaakte dieren nodig, die acute ziekteverschijnselen vertonen. De kiem kan niet altijd aangetoond worden, zeker niet bij chronische gevallen. Dikwijls moet men zich baseren op de typische letsels.

Behandeling :
Weinig antibiotica zijn actief. Tetracycline en oxytetracycline zijn de enige mogelijke. Ze worden toegediend aan kleine dosis (ongeveer de helft van de normale), gedurende minstens 1 maand. Preventie : stress-situaties vermijden (vooral overbevolking). Bij uitbraken moeten leeggekomen batterijen (eventueel stalcornpartimenten) grondig gereinigd en ontsmet worden met een 0,3% chloramine oplossing.

PARASITAIRE DARMSTOORNISSEN

COCCIDIOSE


Er zijn 9 Eimeria spp. die coccidiose veroorzaken bij konijnen, waarvan 1 levercoccidiose en de 8 andere darmcoccidiose.

Levercoccidiose

Oorzaak :
Eimeria stiedae.

Voorkomen :
Wanneer de aandoening endemisch is zijn alleen jonge konijntjes aangetast. Oudere konijnen vormen een stevige immuniteit tegen E. stiedae. maar niet tegenover de darm - Eimeria's. Ook wanneer korrelvoeding met coccidiostaticum verstrekt wordt komt levercoccidiose voor, omdat het tegenwoordig meest gebruikte coccidiostaticum robenidine niet voldoende actief is tegen Eimeria stiedae (vroeger, wanneer de sulfa's nog toegelaten waren in het voeder was de toestand juist omgekeerd).

Symptomen :
groeivertraging, zelden sterfte.
Letsels :
matig tot zeer sterk vergrote lever ; aanwezigheid van kleine tot erwtgrote abcessen in de lever.

Diagnose :
microscopisch onderzoek van druppel galblaasinhoud of afdrukpreparaat van leverabces

Behandeling : alle sulfamiden (zie behandeling darmcoccidiose) maar sulfaquinoxaline is het meest aangewezen, al of niet gepotentialiseerd (zoals in "Whitsyn S" en "Darvisul T").

Darmcoccidiose

Oorzaak :
zoals hoger beschreven veroorzaken 8 Eimeria spp. darmcoccidiose. Al deze soorten van elkaar kunnen onderscheiden is specialistenwerk, alhoewel de gesporuleerde oôcysten van enkele soorten zulke karakteristieke eigenschappen bezitten dat ze met enige ervaring toch te identificeren zijn. Dit onderscheid is van belang want er bestaan grote verschillen in pathogeniteit tussen de verschillende species. Sommige, zoals E. flavescens en E. intestinalis zijn zeer pathogeen en geven hoge sterfte na experimentele besmetting met relatief lage dosissen, andere geven enkel een lichte groeivertraging die in de praktijk zelfs niet zal opgemerkt worden. E. magna die erge diarree en groeivertraging veroorzaakt, is gemakkelijk te herkennen aan het kraagje of de vleugeltjes ter hoogte van de micropyle. Ook de niet pathogene E. perforans is te onderscheiden (geen micropyle, zeer klein : ± 20 ij op 13 p). De evenmin pathogene E. coecicola (E. neoleporis) is herkenbaar aan zijn langwerpige vorm. Symptomen : afhankelijk van de soort.

Diagnose :
in de praktijk is het meestal niet mogelijk de species te identificeren (behalve E. magna) en moet de dierenarts zijn diagnose baseren op het aantal oocysten per microscopisch veld en op het geheel van symptomen en letsels. OPG-bepaling (aantal oocysten per gram) kan nuttig zijn. De aanwezigheid van slechts enkele oocysten sluit de diagnose "coccidiose" als doodsoorzaak niet uit maar bevestigt ze zeker niet, daar praktisch alle konijnen uit de praktijk min of meer besmet zijn.