DE NEDERLANDSE HANGOORDWERG


Gompy2, het bekerwinnaartje 1998, van Herma

De jongste in de groep konijnendwergrassen is de Nederlandse hangoordwerg. Het is een creatie van de bekende Tilburgse tanfokker en keurmeester Adr. De Cock, die er ongeveer 12 jaar aan besteedde, alvorens hij de eerste produkten van zijn fokkerskunst op de tentoonstelling bracht. Met doorzettingsvermogen en eindeloos geduld gelukte het hem tenslotte een miniatuurvorm van de circa 5 à 6 kg wegende Franse hangoor te fokken. Kundige fokkers en keurmeesters, die van de pogingen hoorden, om een dwerg te creëren met hangende oren, vonden het tijdverspilling, terwijl één der allerbekwaamsten het zelfs een utopie noemde. Het bezig zijn met een liefhebberij, wat het dan ook mag zijn, kan voor een mens, na zijn dagelijkse beslommeringen, alleen maar relaxerend werken. Het woord utopie kan in zo'n geval als een uitdaging werken en daardoor een stimulerende kracht betekenen.

De problemen die het combineren van hangende oren met een zeer klein konijnenlichaam met zich hebben meegebracht laten we achterwege. De lieer de Cock komt de verdienste toe dat hij een dergelijke taak heeft volbracht en mag zich verheugen in de grote populariteit, die het ras nadien verwierf. Velen hebben zich dit hangoorrasje aangeschaft en doen verwoeste pogingen om het verder te verbeteren. Ook dit laatste is een moeizame weg, maar er zijn gelukkig, onder de bezitters van Nederlandse hangoordwergen, fokkers die er de juiste feeling voor hebben. Eén belangrijk feit moeten we voor ogen houden, de Polen en kleurdwergen zijn ook niet in enkele jaren tot de kwaliteit gekomen, die ze nu laten zien. Zonder de selecterende hand van de fokker die een bepaald doel voor ogen staat, vallen vele rassen terug naar de oervorm, het in het wild levend konijn. De konijnenbergen, die enkele liefhebbers er op na houden, zijn het beste bewijs. In de vrije natuur gaat een en ander nog sneller in zijn werk, maar daar spelen andere factoren, zoals natuurlijke vijanden, een grote rol.

BOUW EN TYPE

Om een goed idee te krijgen, hoe een Nederlandse hangoordwerg er uit moet zien, verdient het aanbeveling eerst eens een prijswinnende Franse hangoor op een tentoonstelling te bestuderen. Deze stond namelijk model toen de Nederlandse hangoordwerg in de maak was. Het lichaam moet kort en gedrongen zijn. Een zogenaamd halsloos type, breed in de schouders en breed in de borst. De achterhand, die mooi afgerond moet zijn, is eveneens breed. De beentjes zijn kort, stevig en dik. De kop is sterk ontwikkeld, breed tussen de ogen, terwijl de wangen en snuit sterk ontwikkeld zijn. Het neusbeen is rond, zonder een afwijkende gebogen lijn of zelfs een knik of hoek te vertonen.

.De oren, die gemeten worden van oorpunt tot oorpunt over de schedel, moeten minimaal 21 en maximaal 26 cm lang zijn. In volkomen rustige toestand van het dier hangen de oren loodrecht naar beneden, met de opening naar de kop gekeerd. Aan de uiteinden zijn de oren lepelvormig afgerond. Vouwen en plooien in de oren worden als fout aangemerkt. Men ziet graag dat de oren dik en stevig zijn. De oren die aan de wortel omgebogen zijn, waardoor de hangende oren ontstaan, vertonen bij de oorwortels twee verhogingen, die kronen worden genoemd. Deze moeten flink ontwikkeld zijn.

GEWICHT

Het gewicht probeert men nog steeds te drukken. Sinds 1997 heeft men beslist dat het ideale gewicht tussen 1250 en 1750 gr moet liggen.

DE PELS

De pels is normaalhaar middellang. Hij is zacht en glanzend met veel onderwol

KLEUR

De Nederlandse hangoordwerg is erkend in konijngrijs, ijzergrauw, blauwgrauw, blauwgrijs, zwart, blauw, madagascar, isabella en kaneelkleur. Verder in Midden sepia-, midden blauw- en midden geel marter. Ook in wit met rode of blauwe ogen.

MANTELTEKENING

De manteltekening is niet scherp aangegeven. Wel moeten de rug en de zijden zoveel mogelijk gekleurd zijn. Ook de kop dient zoveel mogelijk gekleurd te zijn, met een geheel gekleurde snuit en dito oren. De borst en de voorbenen dienen bij voorkeur geheel wit te zijn. De achterbenen en de buik ziet men graag geheel wit of overwegend wit. Symmetrie in de tekening dient men zoveel mogelijk na te streven. Bij bonte dieren met witte voeten is de nagelkleur zonder pigment, dus kleurloos.

ZWARE FOUTEN

Misvormde of zwaar beschadigde oren. Oren die horizontaal of bijna horizontaal worden gedragen. Oren waarbij de holle zijde naar voor is gericht. Het totaal ontbreken van kronen. Een te ruime huid, waarbij deze op de achterhand als het ware een gedeelte van de benen verscholen houdt, men noemt dit "zeer veel broek". Wamvorrning. Grote afwijking van het tekeningbeeld, zoals bijv. geheel of vrijwel geheel witte kop of snuit-, veel witte vlekken op de oren of een oorlengte die niet tussen 22 en 25 cm ligt.

LICHTE FOUTEN

Weinig symmetrie in tekening en geringe afwijkingen in het totaalbeeld van die tekening. Iets wit op de snuit, enkele witte vlekjes op de oren, één of meer gekleurde nagels bij bonte dieren. Oren die niet geheel naar beneden hangen of waarvan de schaalopening niet geheel naar de kop is gekeerd. Wat minder fraai gebogen oorschelpen, wat dun oorweefsel. kartellingen in de oorranden; oren die iets beschadigd zijn, wat weinig ontwikkelde kronen, iets broek en geringe afwijkingen van het voorgeschreven type.

Een fout die enkele fokkers maken bij dit ras is de dieren te weinig voeren om zo het maximum gewicht niet te overschrijden. De dieren lijken dan smal en lang en verliezen ook.

Voor de lichte en zware fouten geldend voor alle rassen verwijzen we naar de standaard.